uitkant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitkant uitkanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uitkantm

  1. de grens aan de buitenzijde
     De transportsector klaagt ook over "de wirwar aan borden bij het naderen van de Ring". Volgens de organisaties zeggen de borden met de vermelding "Singel" niets voor de vele buitenlandse chauffeurs en veroorzaken ze enkel verwarring. "Samen met de werkzaamheden aan de uitkanten van de Ring zal dit ongetwijfeld situaties creëren die de verkeersveiligheid in het gedrang brengen", zeggen de organisaties.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    cdm
    “Transportsector ontevreden over signalisatie Antwerpse Ring” (25/06/2004), De Standaard
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be