uitgebouwd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitgebouwd (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·ge·bouwd
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van uitbouwen: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van uit bw en gebouwd ww
Werkwoord
vervoeging van: | uitbouwen… |
verbogen vorm: | uitgebouwde |
uitgebouwd
- voltooid deelwoord van uitbouwen
stellend | |
---|---|
onverbogen | uitgebouwd |
verbogen | uitgebouwde |
Bijvoeglijk naamwoord
uitgebouwd
- groter gemaakt doordat er iets is bijgebouwd
- Het uitgebouwde huis is nu geschikt voor een gezin van 6 kinderen i.p.v een standaard gezin met 2 kinderen.