uitdragerij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

uitdragerij in herenkleding
Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·dra·ge·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitdragerij uitdragerijen
verkleinwoord uitdragerijtje uitdragerijtjes

Zelfstandig naamwoord

de uitdragerijv

  1. een niet al te nette winkel waar tweedehands spullen worden verkocht
    • ‘De tentoongestelde voorwerpen waren zo klungelig gerangschikt dat ik telkens op mijn knieën moest gaan zitten om in de vitrines te turen: de houding van de gelovige, maar ook die van een koopjesjager in een uitdragerij’, zegt Braithwaite.[2] 
    • 'Ben je al in de buurtwinkel geweest?', vroeg ik terwijl ik richting Verswinkel Oosterwaal wees.Ze trok een gezicht. 'Die uitdragerij? Daar wilde ik gister een fles spa blauw kopen. Hartstikke duur, en die man rekende nog een kwartje voor het pinnen ook. En die mensen[3] 
    • Geen antiek, maar rommel. De oude meneer Nakano, eigenaar van een winkel in tweedehands prullaria, pretendeert niets meer of minder aan de man te brengen. Dat, zo legt hij de jonge sollicitante Hitomi uit, maakt zijn bijna- uitdragerij in een buitenwijk van Tokio juist tot zo’n succes. Een presse- papier, een levensgrote kartonnen popster uit de jaren tachtig, gebruikte brillen – hij koopt ze in voor een prikkie en verkoopt ze voor een veelvoud daarvan. Als het maar een zweem van ouderdom heeft.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 22 AUGUSTUS 2014 Veerle Vanden Bosch
  3. Volkskrant Eva Hoeke 14 oktober 2017
  4. NRC Auke Hulst 31 maart 2011
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be