uitbesteedde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·be·steed·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitbesteden |
uitbesteedde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbesteden
- ... dat ik uitbesteedde.
- ... dat jij uitbesteedde.
- ... dat hij, zij, het uitbesteedde.
- ... dat ik uitbesteedde.