typen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van typen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		typen			te typen
	toekomend		zullen typen			te zullen typen
voltooid	tegenwoordig		hebben getypt			te hebben getypt
	toekomend		getypt zullen hebben			getypt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	typend		getypt			ev. typ	mv. verouderd typt	type
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	typ	typt	typt	typt	typt	typen	typen	typen
verleden (o.v.t.)	typte	typte	typte	typte	typte	typten	typten	typten
toekomend (o.t.t.t.)	zal typen	zult/zal typen	zult/zal typen	zult typen	zal typen	zullen typen	zullen typen	zullen typen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou typen	zou typen	zou(dt) typen	zoudt typen	zou typen	zouden typen	zouden typen	zouden typen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb getypt	hebt getypt	hebt/heeft getypt	hebt getypt	heeft getypt	hebben getypt	hebben getypt	hebben getypt
verleden (v.v.t.)	had getypt	had getypt	had getypt	hadt getypt	had getypt	hadden getypt	hadden getypt	hadden getypt
toekomend (v.t.t.t.)	zal getypt hebben	zal/zult getypt hebben	zult/zal getypt hebben	zult getypt hebben	zal getypt hebben	zullen getypt hebben	zullen getypt hebben	zullen getypt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getypt hebben	zou getypt hebben	zou/zoudt getypt hebben	zoudt getypt hebben	zou getypt hebben	zouden getypt hebben	zouden getypt hebben	zouden getypt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm getypt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt getypt				er is getypt
verleden	er werd getypt				er was getypt
toekomend	er zal getypt worden				er zal getypt zijn
voorwaardelijk	er zou getypt worden				er zou getypt zijn