tweeënzeventigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tweeën·ze·ven·tig·ja·ri·ge, twee·en·ze·ven·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

tweeënzeventigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van tweeënzeventigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een tweeënzeventigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweeënzeventigjarige tweeënzeventigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tweeënzeventigjarigev / m

  1. levend wezen dat 72 jaar oud is of iets dat 72 jaar bestaat
    • De tweeënzeventigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid