tumorcel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tu·mor·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tumorcel tumorcellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

tumorcel v/m [1]

  1. een levende cel die deel uitmaakt van een gezwel
    • Begin deze eeuw werd de volledige code van het menselijk DNA bekend. Jaren van onderzoek gingen daaraan vooraf en de kosten waren hoog: ruim 2 miljard euro. Op dit moment duurt het ontrafelen van de volledige erfelijke code van een tumorcel zo’n twee weken en kost dit ongeveer 5000 euro. De verwachting is dat het opsporen van alle mutaties in een kwaadaardig gezwel over een jaar of tien nog goedkoper zal zijn. [2] 
    • Gouddeeltjes ter grootte van een duizendste van een mensenhaar zijn waarschijnlijk in staat om in het lichaam tumorcellen te bestrijden. [3] 
    • Mentel vecht al jaren tegen kanker. Vorig jaar belandde ze opnieuw in het ziekenhuis nadat een verdacht plekje bij haar slokdarm was gevonden. Ook bleek ze tumorcellen in haar nek te hebben. "Ik ben heel erg vereerd dat ik het nu weer mag doen. Ik had het niet verwacht", reageerde Mentel. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen