tuiten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tui·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘toeten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]

Zelfstandig naamwoord

tuiten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tuit
Uitdrukkingen en gezegden
  • tranen met tuiten huilen
heel erg huilen
 Ze huilde tranen met tuiten toen het vliegtuig wegtaxiede, opvloog en in de donkere winterhemel verdween.[2]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen