tuftuf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tuf·tuf
Woordherkomst en -opbouw
  • klanknabootsing[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tuftuf tuftufs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tuftufm

  1. (verkeer) bijnaam voor een automobiel, motorfiets of trein
     In die periode was de PVV’er actief in de Tuf-tuf Club, die strijd voerde tegen snelheidscontroles. Tevens zet hij zich in voor Flitsservice.nl.[2]

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “PVV Flevoland haalt kandidaat van de lijst” (14-01-2011), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be