trumeau

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

trumeau bij kerkingang
Uitspraak
Woordafbreking
  • tru·meau
enkelvoud meervoud
naamwoord trumeau trumeaus
verkleinwoord trumeautje trumeautjes

Zelfstandig naamwoord

de trumeaum

  1. (bouwkunde) een middenpilaar of middenpijler in een brede deurpartij
    • Een trumeau is vaak bij het portaal van een kerk of kathedraal aan te treffen. 

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be