trotsheid

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trots·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trotsheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

trotsheid v

  1. het blij zijn met wie je bent en wat je bereikt hebt
    • Mama worden, dat betekent slapeloze nachten, minder tijd voor je geliefde, veel zorgen en behoorlijk wat verantwoordelijkheid. Echter ook: ongekende warme gevoelens, trotsheid en enorm veel plezier.[1] 
    • "Weer één uit Twente, roepen ze dan"Haar lach klatert over de lunchtafel. "Het heeft met de trotsheid van de Twentenaar te maken dat je hardop uitspreekt waar je vandaan komt. Als ons wordt gevraagd waar we vandaan komen, noemen we geen plaatsnaam, maar zeggen we Twente. Iemand uit Arnhem zal nooit zeggen dat hij uit Gelderland komt."[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 06 jan. 2016
  2. Tubantia 30-JANUARI-2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be