Naar inhoud springen

troost

Uit WikiWoordenboek
  • troost
  • In de betekenis van ‘opbeuring’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord troost
verkleinwoord

de troostm

  1. steun bij verdriet of pijn
    • De bronzen medaille bleek een schrale troost voor de competitief ingestelde Jan. 
     ‘Veel Amerikanen willen zulke woorden graag horen. Ze verwachten van hun president dat hij troost en hoop biedt, verzoenende taal gebruikt, een samenbindende rol speelt.[3]
vervoeging van
troosten

troost

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van troosten
  2. gebiedende wijs van troosten
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]