troost
Uiterlijk
- troost
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | troost | — |
verkleinwoord | — | — |
de troost m
- steun bij verdriet of pijn
- De bronzen medaille bleek een schrale troost voor de competitief ingestelde Jan.
- ▸ ‘Veel Amerikanen willen zulke woorden graag horen. Ze verwachten van hun president dat hij troost en hoop biedt, verzoenende taal gebruikt, een samenbindende rol speelt.[3]
1. steun bij verdriet of pijn
vervoeging van |
---|
troosten |
troost
- Het woord troost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "troost" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "troost" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ troost op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Theo Koelé“De maat is vol, Obama keert zich tegen zijn opvolger Trump” (4 juni 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %