troont

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • troont

Werkwoord

vervoeging van
tronen

troont

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tronen
    • Jij troont. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tronen
    • Hij troont. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tronen
    • Troont!