trompetboom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

trompetboom
Uitspraak
Woordafbreking
  • trom·pet·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trompetboom trompetbomen
verkleinwoord trompetboompje trompetboompjes

Zelfstandig naamwoord

de trompetboomm

  1. (plantkunde) Catalpa op Wikispecies een geslacht van bomen die tot de trompetboomfamilie Bignoniaceae op Wikispecies behoren
     Quispel, wie de aanblik te veel werd, liep de brede galerij op die de binnenplaats omgaf, en bleef in gedachten naar de trompetboom staan kijken.[2]
     Sommige bolvormen op een stam zijn zo geknipt, andere hebben van nature een ronde kroon - zoals de Catalpa bignonioides Nana, een trompetboom. De laatste groeit vooral in particuliere tuinen.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  3. Bronlink geraadpleegd op 12 maart 2022 Weblink bron
    Clasina van den Heuvel
    “Leilinde en herfstanemoon in het zonnetje” (19 januari 2007), Reformatorisch Dagblad