trokken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trok·ken

Werkwoord

vervoeging van
trekken

trokken

  1. meervoud verleden tijd van trekken
    • Wij trokken. 
    • Jullie trokken. 
    • Zij trokken. 
     In mijn jeugd trokken we elke zomer met vier gezinnen door de bergen.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia