troeven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • troe·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
troeven
troefde
getroefd
zwak -d volledig

Werkwoord

troeven

  1. overgankelijk (kaartspel) een slag overnemen door een kaart te spelen die tot de troefkleur behoort
    • De eerste slag werd getroefd. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de troevenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord troef

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen