troebleer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  troebleer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• troe·bleer

Werkwoord

vervoeging van
troebleren

troebleer

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troebleren
   

   • Ik troebleer. 

2. gebiedende wijs van troebleren
   

   • Troebleer! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troebleren
   

   • Troebleer je? 

Gangbaarheid

• Het woord troebleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.