triomfpoort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

triomfpoort
Uitspraak
Woordafbreking
  • tri·omf·poort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord triomfpoort triomfpoorten
verkleinwoord triomfpoortje triomfpoortjes

Zelfstandig naamwoord

triomfpoort v/m [1]

  1. een bouwwerk dat is opgericht ter nagedachtenis van een overwinning of overwinnaar
     Om het wegsmelten van haar middelen een halt toe te roepen en iets omhanden te hebben, kocht ze van de erfgenamen van de voormalige eigenares een bedrijfje — het nabij de Triomfpoort gelegen naaiatelier van Levitskaja, met het recht de oude firma voort te zetten inclusief de vroegere klantenkring en alle modistes en leerlingen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen