triomfeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tri·om·feer·de

Werkwoord

vervoeging van
triomferen

triomfeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van triomferen
    • Ik triomfeerde. 
    • Jij triomfeerde. 
    • Hij, zij, het triomfeerde.