triggeren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  triggeren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• trig·ge·ren

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Engels

Werkwoord

triggeren

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
triggeren	triggerde	getriggerd
zwak -d	volledig

1. het laatste zetje geven zodat iets gebeurd

   ▸ "Ik merkte wel dat de hele mindset er niet was om het deze wedstrijd te proberen", aldus Kemkers. "Dan kun je nog wel een keer triggeren en hopen dat hij ergens nog iets vindt, maar dat gebeurde gewoon niet. Het was ook geen wedstrijd waarin dat moest."

   ▸ "We verwachtten niet dat we hier iets mee zouden winnen. Daar was het ons helemaal niet om te doen. We wilden een discussie op gang brengen en triggeren. Duidelijkheid creëren. Wat mag wel en wat mag niet? Waar ligt de grens? Dat is gelukt."

Synoniemen

• veroorzaken

Gangbaarheid

• Het woord triggeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.