triduum
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
triduum | triduums tridua |
triduum
- triduüm, periode van drie dagen
- samenstelling van tres ht "drie" en dies zn "dag"
trīduum o
- triduüm, periode van drie dagen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | trīduum | trīdua |
genitief | trīduī | trīduōrum |
datief | trīduō | trīduīs |
accusatief | trīduum | trīdua |
vocatief | trīduum | trīdua |
ablatief | trīduō | trīduīs |
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 7
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Latijn
- Woorden in het Latijn met audioweergave
- Woorden in het Latijn met IPA-weergave
- Samenstelling in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn