triduüm
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tri·du·üm
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | triduüm | triduüms |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het triduüm o
- (religie) (tijdrekening) periode van een driedaagse godsdienstoefening
- ▸ In de trappistenabdij van Westvleteren is de cd "Triduum Paschale, Pasen in polyfonie en abdijzang" voorgesteld. Op de cd, die tot stand kwam met de steun van het Davidsfonds, zingen 5 van de 23 broeders Gregoriaanse paasliederen, met steun van het Ensemble Psallentes en het mannenkoor Capilla Flamenca. Dat meldt Kerknet dinsdag.[2]
- ▸ Het Franse ensemble Il Seminario Musicale breng de Triduum Sacrum - de Heilige Driedaagse - tot klinken aan de hand van bijbehorende composities van François Couperin en Marc-Antoine Charpentier, de Leçons de Ténèbres.[3]
Gangbaarheid
- Het woord triduüm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "triduüm" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron svh“Paters van Westvleteren brengen paas-cd uit” (26/01/2010), De Standaard
- ↑ Weblink bron Frits van der Waa25 maart 2005“Lesne excelleert in bloemrijk gejeremieer over val Jeruzalem” (25 maart 2005), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be