treurigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • treu·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treurigheid treurigheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de treurigheidv

  1. het treurig zijn, verdriet
  2. iets dat treurig maakt
    • De film laat het succes van de band zien, maar ook het geploeter om hun succes te bereiken en de soms desolate treurigheid van een bestaan waarin alles voor je geregeld is. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen