treur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • treur

Werkwoord

vervoeging van
treuren

treur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treuren
    • Ik treur. 
  2. gebiedende wijs van treuren
    • Treur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treuren
    • Treur je?