treinziek

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trein·ziek
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen treinziek treinzieker treinziekst
verbogen treinzieke treinziekere treinziekste
partitief treinzieks treinziekers -

Bijvoeglijk naamwoord

treinziek [1]

  1. ziek door en tijdens het reizen met een trein
    • Mjin dochter moet dagelijks met de trein van Helmond-Brouwhuis naar Boxtel reizen d.m.v. een trajectvrij abonnement. Deze trein zit overvol, moet zij staan en is het erg benauwd met als gevolg dat zij vanmorgen in de trein ziek is geworden. Hebben jullie hiervoor uitzonderingen: bijvoorbeeld dat mensen met treinziekte verzekerd zijn van een zitplaats of iets dergelijks, waardoor ze niet ziek wordt. [2] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen