treinkaartje
Uiterlijk
- trein·kaart·je
- samenstelling van trein en kaartje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | treinkaartje | treinkaartjes |
het treinkaartje o dim. tant.
- kaartje dat dient als betalingsbewijs voor een treinreis
1. kaartje dat dient als betalingsbewijs voor een reis per trein
- Het woord treinkaartje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "treinkaartje" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be