treindienstleider

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

treindienstleider
Uitspraak
Woordafbreking
  • trein·dienst·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treindienstleider treindienstleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de treindienstleiderm

  1. (beroep) (verkeer) iemand die bepaalt waar en wanneer treinen rijden; iemand die het treinverkeer leidt
     Uwe zette koers naar de keuken terwijl Eric achterbleef als treindienstleider.[1]
     Of er een trein rijdt, heeft te maken met de stakingsbereidheid onder het personeel. Die is naar verwachting hoog, maar kan niet helemaal ingeschat worden door de vervoerder. NS heeft in ieder geval een machinist, conducteur en treindienstleider nodig om een trein te kunnen laten rijden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044640496
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron
    Teake Dijkstra
    “Het OV ligt vandaag nagenoeg helemaal plat: kijk hier of jij wél met de bus of trein kan reizen” (27-05-2019), Tubantia