trefdag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tref·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trefdag trefdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trefdagm

  1. een dag dat men elkaar ontmoet
    • In de Sint-Pietersabdij overleggen de community managers van het Belgisch profvoetbal over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in de Belgische profclubs en de Pro League. Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk organiseert op 12 Juni in de Trefdag thuislozenzorg. [1] 
    • Alleen een muziekstuk ten gehore brengen of juist in een groep: alles was gisteren mogelijk tijdens de tweede Harmonica-Accordeon Trefdag bij restaurant Nieuw Hancate in Hellendoorn. [2] 
    • Op de eerste ‘Trefdag Innovatie in de Stad' maakten ruim driehonderd beleidsmakers, ondernemers en onderzoekers kennis met 28 vernieuwende stadsprojecten uit heel Vlaanderen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen