travee

Uit WikiWoordenboek
Travee in een kerk.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tra·vee
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Franse woord travée.
enkelvoud meervoud
naamwoord travee traveeën
verkleinwoord traveetje traveetjes

Zelfstandig naamwoord

de traveev / m

  1. een deel van een gebouw, dat wordt bepaald door twee opvolgende steunpunten in de lengterichting van het gebouw
  2. een onderdeel van de verticale vlakverdeling van een gevel.

Meer informatie

Vertalingen

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be