transportbranche

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  transportbranche    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• trans·port·bran·che

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  transport zn  en  branche zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	transportbranche	transportbranches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de transportbranche v / m

1. (transport) alle bedrijven die betrokken zijn bij het vervoer van goederen

   ▸ Andere keren ging hij nog verder en antwoordde hij op Mischa’s vraag wat deze mysterieuze dame voor de kost deed: ‘Ze werkt in de transportbranche.

   ▸ Het Verenigd Koninkrijk heeft volgens de transportbranche een tekort van 100.000 vrachtwagenchauffeurs, waardoor ook de bevoorrading van tankstations moeizaam gaat. Dat tekort komt door de coronapandemie, de vergrijzende beroepsbevolking en de uittocht van buitenlandse werknemers na de Brexit.

Synoniemen

• transportsector

Gangbaarheid

• Het woord transportbranche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.