Naar inhoud springen

trancher

Uit WikiWoordenboek
  • tran·cher
  • Ontwikkeld uit Oudfrans trecher, trenchier, vergelijk Oudoccitaans trencar, mogelijk uit een hypothetische Gallische vorm *trincare "(hoofd) afsnijden" [1], verwant of vroeg ontleend aan Latijn trucido "(iemand) in stukken hakken, ombrengen", evt. gecontamineerd met truncus "afgehakt; verminkt"
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
trancher
/tʁɑ̃ʃe/
tranchais
/tʁɑ̃ʃɛ/
tranché
/tʁɑ̃ʃe/
eerste groep volledig

trancher

  1. overgankelijk in plakken snijden
  2. overgankelijk (figuurlijk) (een probleem) in één keer oplossen, (voor een dilemma, probleem) de knoop doorhakken
  3. onovergankelijk (figuurlijk) de knoop doorhakken
  4. onovergankelijk (figuurlijk) ~ de: zich indenken als, gedragen als ~
  5. onovergankelijk sterk contrasteren
  6. onovergankelijk (kookkunst) (van sauzen en emulsies) schiften