trainingsbroek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trai·nings·broek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trainingsbroek trainingsbroeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trainingsbroekv / m

  1. (sport) lange broek die deel uitmaakt van een trainingspak
    • Bekende streetwearlabels als Supreme, Palace en Stüssy zijn ook populair onder scumbro’s en er wordt grof geld neergeteld om toch maar die ene exclusieve jas met cartoonprint of die fluogele hoodie te kunnen scoren. Die combineren ze niet zoals de hipster met een simpele jeans, maar met een trainingsbroek of juist een short in een contrasterende kleur of print. Zolang je er maar uitziet als een puinhoop, maar tegelijkertijd ook laat zien dat je succesvol genoeg bent om al die dure merken te kunnen betalen, ben je kortom goed bezig. [2] 
    • Volgens de politie is 's nachts nog gezocht met helikopter naar de dader(s). Het zou gaan om twee personen, beiden niet erg groot (ongeveer 1.70 meter) met een normaal postuur. Een van de twee mannen droeg een groene jas met capuchon over zijn hoofd en een trainingsbroek. [3] 

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen