trainerschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trai·ner·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trainerschap
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het trainerschapo

  1. het trainer zijn
  2. de functie van trainer
     Het is de rode lijn in het trainerschap van Schreuder. Volgens sommigen is het ook meteen zijn valkuil. Bij FC Twente en Club Brugge werd weleens geklaagd over het spel, dat niet zou sprankelen.[1]
     De focus ligt vanaf nu volledig op het trainerschap voor de Katwijker. Hoewel hij nu nog een coach is zonder ervaring, heeft hij wel jarenlang op het veld gestaan met verschillende toptrainers.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 september 2022 Weblink bron “Schreuder hamert op het collectief, bij Barcelona, Brugge en vanaf nu bij Ajax” (Vrijdag 24 juni 2022), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 september 2022 Weblink bron
    Aaron Golub
    “Kuijt roert zich op eerste training ADO: 'Binnen enkele dagen nieuwe spelers'” (Maandag 27 juni 2022), NOS