tooster
Uiterlijk
- toos·ter
- naamwoord van handeling van toosten met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tooster | toosters |
verkleinwoord |
de tooster m
- iemand die een heildronk uitbrengt
- Het woord tooster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tooster" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be