toonbaar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toon·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van tonen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | toonbaar | toonbaarder | toonbaarst |
verbogen | toonbare | toonbaardere | toonbaarste |
partitief | toonbaars | toonbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
toonbaar
- dat iets in het opebaar getoond kan worden
- De vrouw vond dat haar man eerst toonbare kleiding moest aantrekken voordat ze met hem ging wandelen.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord toonbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toonbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be