tonele

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·ne·le

Zelfstandig naamwoord

tonele

  1. datief onzijdig  van toneel, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
  • ten tonele
zichtbaar worden
  1.  Maar ziet, in die nacht verscheen de heilige Nicolaas zelf ten tonele.[1]

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 14