tolvrij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

de Gravenallee in Almelo is niet altijd tolvrij geweest
Uitspraak
Woordafbreking
  • tol·vrij
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tolvrij tolvrijer tolvrijst
verbogen tolvrije tolvrijere tolvrijste
partitief tolvrijs tolvrijers -

Bijvoeglijk naamwoord

tolvrij [1]

  1. van iets dat je er geen geld voor hoeft te betalen om er gebruik van de maken
    • De werkzaamheden bij Rilland duren het hele weekend. Weggebruikers worden omgeleid via de Zeelandbrug of via de Westerscheldetunnel. Die is zaterdag tolvrij.[2] 
    • De transportminister Volker Wissing van de deelstaat Rijnland-Palts verwacht dat de tol ten koste zal gaan van het Duitse bedrijfsleven in de grensregio's. Hij had gehoopt dat nog gekeken zou worden naar tolvrije autowegen in buurt van de grens en betreurde dat het besluit van de Bondsraad bij meerderheid van stemmen al is genomen.[3] 
    • Het kenmerk van een democratische rechtsstaat is immers dat gedachten tolvrij zijn. Ieder heeft de vrijheid om te denken wat bij hem opkomt. Niemand wordt gestraft voor wat hij denkt. Het zijn rechtsstatelijke beginselen die terug gaan op de Romeinen. In zo’n samenleving is het verheerlijken of verdoemen van religies juist niet verboden.[4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen