tolerantie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·le·ran·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verdraagzaamheid’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
  • afgeleid van tolerant met het achtervoegsel -ie
  • afgeleid van het Franse tolérance (met het achtervoegsel -antie) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tolerantie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tolerantie v

  1. de bereidheid ander gedrag dan het eigen te dulden
    • Terroristische aanslagen zetten de tolerantie onder grote druk. 
  2. de speelruimte die men heeft bij het uitvoeren van een plan of bestek
    • Je hebt maar een tolerantie van een tiende milimeter. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen