toiletgang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toi·let·gang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toiletgang
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

toiletgang

  1. het patroon van het wc-bezoek
     Na het ontbijt — de wentelteefjes zijn te nat, het ei ongaar — en een moeizame toiletgang, transporteert ze hem naar de veranda.[1]
     Verpleeghuizen mogen geen afspraken maken met bewoners van verpleeghuizen over het aantal keren dat zij naar de wc mogen. Staatssecretaris Van Rijn schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat het reguleren van de toiletgang in strijd is met een waardig leven.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron “Van Rijn: reguleren toiletgang in strijd met waardig leven” (02-11-2016), NOS