toerrit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toer·rit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toer zn en rit zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toerrit | toerritten |
verkleinwoord | toerritje | toerritjes |
Zelfstandig naamwoord
de toerrit m
- georganiseerde tocht die men samen met anderen voor zijn plezier maakt
- 'Het loopt allemaal lekker en het ijs is goed', aldus een opgeluchte voorzitter Klaas Steenbeek van ijsclub Blokzijln eerder vanochtend, die verantwoordelijk is voor de Merentocht, de grootste toerrit van vrijdag. 'Om eerlijk te zijn heb ik 'm vannacht wel geknepen na wat er donderdag in Giethoorn gebeurde.' [1]
- De Twentse Heuvelentocht, een toerrit voor mountainbikers in de omgeving van Losser, is onderscheiden met een derde ster door de bond NTFU. Dat is het hoogst haalbare etiket dat een toertocht kan krijgen. [2]
- Voor de toerrijders is in samenwerking met diverse motorclubs een toerrit over 150 kilometer uitgezet die zaterdag om 13.00 uurbij Motor Centrum Eibergen van start gaat en op het crossterrein aan de Kranenweg eindigt. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'toerrit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toerrit" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 25-01-13 Inschrijving Blokzijler Merentocht gesloten
- ↑ Tubantia 24-10-16 Hoogste waardering heuvelentocht van Losserse Wieler Club
- ↑ Tubantia Andre Scheffers 30-03-17 Holterhoek klaar voor crossen met van alles met wielen en een motor
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be