toerrit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

toerrit
Uitspraak
Woordafbreking
  • toer·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toerrit toerritten
verkleinwoord toerritje toerritjes

Zelfstandig naamwoord

de toerritm

  1. georganiseerde tocht die men samen met anderen voor zijn plezier maakt
    • 'Het loopt allemaal lekker en het ijs is goed', aldus een opgeluchte voorzitter Klaas Steenbeek van ijsclub Blokzijln eerder vanochtend, die verantwoordelijk is voor de Merentocht, de grootste toerrit van vrijdag. 'Om eerlijk te zijn heb ik 'm vannacht wel geknepen na wat er donderdag in Giethoorn gebeurde.' [1] 
    • De Twentse Heuvelentocht, een toerrit voor mountainbikers in de omgeving van Losser, is onderscheiden met een derde ster door de bond NTFU. Dat is het hoogst haalbare etiket dat een toertocht kan krijgen. [2] 
    • Voor de toerrijders is in samenwerking met diverse motorclubs een toerrit over 150 kilometer uitgezet die zaterdag om 13.00 uurbij Motor Centrum Eibergen van start gaat en op het crossterrein aan de Kranenweg eindigt. [3] 

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen