toerbeurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

blokkeren van waterwegen door beurtschippers die bij toerbeurt een vracht toegewezen krijgen
Uitspraak
Woordafbreking
  • toer·beurt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toerbeurt toerbeurten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de toerbeurtv / m

  1. volgens een vastgestelde volgorde aan de beurt zijn
    • Elke week in die vijftien kerken de eucharistie opdragen lukt niet, ook al springt een gepensioneerde priester bij. Dus gaat het bij toerbeurt.’[2] 
    • De pasfoto's worden bij toerbeurt gemaakt door de fotografen in Oldenzaal. De kosten daarvan komen voor rekening van de bewoners. Vijf dagen na het bezoek wordt het nieuwe reisdocument ter plekke uitgereikt aan de aanvrager.[3] 
    • Zowat alle landelijke kopstukken melden zich dezer dagen bij toerbeurt in Friesland.[4] 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • op zijn toerbeurt
op de beurt
  • bij toerbeurt
op de beurt
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 4 DECEMBER 2017
  3. Tubantia 06-NOVEMBER-2017
  4. Volkskrant Ariejan Korteweg 18 november 2017,
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be