toebijt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·bijt

Werkwoord

vervoeging van
toebijten

toebijt

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toebijten
    • ... dat ik toebijt. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toebijten
    • ... dat jij toebijt. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toebijten
    • ... dat hij toebijt.