todderig

Uit WikiWoordenboek

Twents

Woordafbreking
  • tod·de·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen todderig todderiger todderigst
verbogen todderige todderigere todderigste

Bijvoeglijk naamwoord

todderig

  1. slonzig, groezelig, vies, onverzorgd
    • Wat he'j de höare todderig! 
  2. ziekig, een kater hebbend
    • Ik veul mie todderig, ik deanke a'k griep hebbe. 
    • Hee hef gistern tevölle zöpn, dus non is he todderig.