tjappen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tjap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tjappen
tjapte
getjapt
zwak -t volledig

Werkwoord

tjappen

  1. overgankelijk van een stempel, zegel of ander merkteken voorzien
  2. overgankelijk bewerken met een hak, zodat de grond wordt losgemaakt of gras en vuil worden verwijderd

Zelfstandig naamwoord

de tjappenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tjap

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen