timmeren
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tim·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
timmeren |
timmerde |
getimmerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
timmeren [2]
- inergatief houten zaken in elkaar zetten
- Hij kan erg goed timmeren; hij heeft gisteren die hele tafel gemaakt.
- inergatief herhaaldelijk (met een hamer) op iets slaan
- Stop alsjeblieft met dat timmeren op je tafel.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Wie aan de weg timmert heeft veel bekijks
iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek
- aan de weg timmeren
Vertalingen
1. houten zaken in elkaar zetten
Gangbaarheid
- Het woord timmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'timmeren' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
99 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %