timide
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ti·mi·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verlegen’ voor het eerst aangetroffen in 1733 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | timide | timider | |
verbogen | timidere | ||
partitief | timides | timiders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
timide
Gangbaarheid
- Het woord timide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "timide" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |