tilbury

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een tilbury uit de 19e eeuw.
Uitspraak
Woordafbreking
  • til·bu·ry
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels tilbury, eponiem naar de 19e-eeuwse Engelse wagenmaker John Tilbury die dit ontwerp op de markt bracht, in de betekenis van ‘rijtuigje’ aangetroffen vanaf 1835 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord tilbury tilbury's
verkleinwoord tilbury'tje tilbury'tjes

Zelfstandig naamwoord

de tilburym

  1. (verkeer) licht, eenassig, open, eenspannig rijtuig met grote spaakwielen, door een paard getrokken dat zowel met als zonder vouwkap werd gemaakt
     Dan waren er de tochtjes naar de stad. Meerijden op zijn vaders tilbury zal Heike een feest gevonden hebben.[4]
     Tilbury's en sjezen zijn nog regelmatig overal in West-Friesland te zien, bijvoorbeeld bij de ringrijderijen.[5]
      ‘Ik heb den Jonker Van Zonsveld voorbij zien rijden in zijne tilbury,’ zeide Maria.[6]

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. tilbury op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 9 september 2021 Weblink bron
    Museum of Applied Arts & Sciences, Australia
    “Stanhope gig” op maas.museum
  4. Bronlink geraadpleegd op 9 september 2021 Weblink bron
    Dirk van Delft
    “Heike Kamerlingh Onnes. Een biografie. De man van het absolute nulpunt.” (2005), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 9035127390, p. 29
  5. Bronlink geraadpleegd op 9 september 2021 Weblink bron
    Ruud Spruit
    “West-Friesland toen en nu : Onderweg : De Markt in Schagen” op westfriesgenootschap.nl
  6. Bronlink geraadpleegd op 9 september 2021 Weblink bron “Schetsen en verhalen.” (1835), G.J.A. Beijerinck, Amsterdam, p. 101
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be