tijdkring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijd·kring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdkring tijdkringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

tijdkring m [1]

  1. een begrensde en als eenheid beschouwde tijd
     De zaligheid van de Joden wordt op de tweede rang gezet. Paulus heeft eerst verklaard dat de volheid der heidenen zal zijn ingegaan. Daarop laat hij nu volgen: „En alzo zal geheel Israël zalig worden.” Dit is trouwens het eigen kenmerk van de laatste tijdkring, want in het begin van het Nieuwe Testament had Israël de voorrang.[2]
  2. een terugkerende, regelmatige reeks
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 oktober 2021 Weblink bron
    Petrus Curtenius
    “De zwaarste plaatsen der brieven van Paulus” (1766-1777), Reformatorisch Dagblad