tighten
Uiterlijk
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to tighten |
| he/she/it | tightens |
| verleden tijd | tightened |
| voltooid deelwoord |
tightened |
| onvoltooid deelwoord |
tightening |
| gebiedende wijs | tighten |
tighten
- onovergankelijk zich spannen, zich verstrakken
- onovergankelijk krapper worden, zich verkrappen
- overgankelijk aanhalen [3], strakker aantrekken
- overgankelijk aanscherpen (v. maatregelen e.d.)