tieren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tie·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘razen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Sinds 1350 in beide betekenissen bekend. Mogelijk van Middelnederlands "tiere": soort, geaardheid.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tieren |
tierde |
getierd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
tieren
- inergatief luidkeels woede uiten, woedend betogen, tekeergaan
- Hij liep te tieren en te schelden, maar het maakte allemaal niets uit.
- welig ~: uitbundig groeien, gedijen
- Het onkruid tiert weer welig in de tuin.
Gangbaarheid
- Het woord tieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tieren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %